OP ZOEK NAAR ‘ HET VLIEGEND HART’

EEN VERENIGD- OOSTINDISCHE COMPANIE SCHIP

Tekst : Danny Moens


De VOC was gedurende de 17 en de 18 de eeuw de grootste multinational ter wereld. De eerste schipvaart vertrok op 2 april 1595. 4 goed uitgeruste schepen vertrokken met 240 opvarenden op die dag uit Texel. In augustus 1597 keerden 3 schepen terug met 87 overlevenden, met weinig succes. Maar de vaart op Azie was bewezen.
Er volgden nadien nog vele reizen naar de Oost die ongelooflijke rijkdom brachten voor de 6 kamers van de VOC.  De VOC kamers hadden op de duur 30000 man personeel in dienst op een bevolking in NL van 2000000 inwoners.
Zo werden ook de 2 schepen, ‘HET VLIEGEND HART ’ en de ‘ ANNA CATHARINA’ begin november 1734 klaar gemaakt voor een nieuwe reis naar de Oost.

Het Vliegend Hart

Na maanden voorbereiding, qua bemanning, voedselvoorraad en het nodige geld bijeen brengen, lag ‘HET VLIEGEND HART’ samen met de ‘ANNA CATHARINA’ al 3 maanden te wachten op ‘ HET VLAK’, een parkeerplaats voor de schepen van de Kamer van Zeeland, voor Fort Rammekes, om te kunnen vertrekken naar Batavia. De wind en het getij moesten immers ideaal zijn om een lastige hindernis te nemen in de vaargeul naar open zee. Op 3 Februarie 1735, rond 14u en met springtij, lichten de 2 schepen hun anker. Schipper Cornelis Van der Horst en de loodsen hadden berekend dat rond 20u het water het hoogst zou staan op de plaats van de gevreesde hindernis, ‘DE DREMPEL VAN DE DEURLOO’. Op dat moment zou er een gemakkelijke doorvaart kunnen gebeuren. Maar de stevige oostenwind besliste er anders over! Het waterpeil stond door deze wind lager dan normaal. Ook juist door deze oostenwind  werd die beruchte plaats vroeger dan normaal  bereikt, met alle gevolgen van dien.
Rond 17u kwamen beide schepen praktisch te gelijk muurvast te zitten op de Drempel van de Deurloo. De ANNA CATHARINA was blijkbaar zwaar beschadigd want zij zonk na een half uur in de golven. De storm beukte nog 4 uur hevig in op HET VLIEGEND HART en rond 21u kwam het terug vlot door het opkomend water. Maar tevergeefs, na 2 uur varen naar dieper water zonk ook het tweede schip rond 23u.
Ondanks een passerende loodsboot en een vrachtschip, die alles konden waarnemen, kon niemand van de opvarenden van de 2 schepen nog gered worden.
271 jaar en 5 dagen later vertrokken wij vanuit Zeebrugge. ’s Morgens vroeg, koud en vol spanning vaarden we naar de plaats van het drama. Ik had het coordinaat gekregen van een beroepsduiker die tijdens een archeologisch onderzoek 2 jaar op het wrak gewerkt had. We waren met 2 rib’s en 6 duikers om 6 uur uit Schoten vertrokken. Het duiken was rond 12u. Ik had ruim de tijd genomen om lang te kunnen scannen met de kleurensonar want het zou niet gemakkelijk zijn om het wrak te lokaliseren. We kennen dat van andere duiken op de ‘ROOMPOT ‘, een oud fregat, daar hebben we al uren moeten zoeken voor we het vonden op onze sonar. We wisten dat zulke wrakken grotendeels onder het zand steken en moeilijk te vinden zijn. Alleen met een kleurensonar kun je wel eens geluk hebben.


 
Het varen was bar koud en er stond toch nog een 3 à 4 Beaufort en een serieuze deining. Tijdens het heen varen moest ik constant aan de bemanning van het Vliegend Hart denken. Het moet verschrikkelijk geweest zijn hoe die zeemannen, sommige nog kinderen, moeten afgezien hebben in die tijd. 3 jaar duurde een reis naar Batavia en op die 3 jaar stierven soms de helft of meer van de bemanningsleden door ziekte en ontbering. Meestal was Kaapstad, aan Kaap de Goede Hoop in Zuid Afrika, een eerste overslagplaats om proviand aan boord te nemen. Daar kwamen dan ook de eerste ziektekiemen aan boord. De straffen aan boord waren ook zeer zwaar. Zweepslagen waren schering en inslag. Kielhalen, van de boeg van het schip naar de steven getrokken worden onder de kiel door, aan elke arm en elk been een koord, over de eendenmosselen die op de romp groeiden, overleefden de meeste niet. Laat ons nog maar zwijgen over de hygiëne aan boord. Na maanden op zee stonk het bleekwater als de rotte pest. Onder de rokken van de vrouwen werd een kruidenhouder gehangen om hinderlijke geuren te maskeren. Scheurbuik was verschrikkelijk. Door gebrek aan vers voedsel begon het tandvlees te bloeden, gepaard gaande met verschrikkelijke pijnen. Op het einde vielen de tanden eruit en vanwege de infecties stierven de meeste slachtoffers.
Alle voedsel, vlees en vis werd gepekeld om bederf te voorkomen. Uit de beschuiten moesten ze eerst de kevers en maden kloppen voor ze begonnen te eten.
Het meeste plezier hadden ze wanneer ze een extra borrel kregen op het eind van de dag voor het harde labeur, maar dat was zeker niet een alledaagse gewoonte, ze moesten het eerst verdiend hebben.
Wanneer we op de coördinaat aan kwamen begon het zoeken. Een uur zonder resultaat. Steven had al 3 keer het dreganker gegooid, niks! Ik begon me stilaan zenuwachtig te maken. Al dat werk en tijd voor niets. Wat zullen de andere duikers zeggen wanneer ik de duik afblaas? Opeens zag ik op de bodemlijn van  mijn sonar een fijn geel streepje. Mijn hart bonsde in mijn keel. Dat is ze! ‘Hier werpen Steven!’ Met twee gooien we tegelijk onze dreg uit. De ankers krassen door de zanderige bodem, dat voel wanneer je de ankerlijn in je hand hebt. Opeens zegt Stef : ‘We hangen vast, we hebben beet.’ Op het zelfde moment roept Steven: ‘ Wij hangen ook vast!’ Hoerengeluk noemen ze dat.
Ik besluit om iedereen tegelijk te laten duiken. Om in 2 ploegen te duiken is er niet genoeg tijd. Het uur om te duiken was aangebroken. Ik was al blij dat de anderen niet voor niets naar Zeebrugge waren gereden. Iedereen valt één voor één overboord. Ze dalen langs de ankerlijnen af. Na een halfuur komen ze groep per groep boven. Niks, geen kl… zicht, geen 5 cm. Maar ze hebben duidelijk het wrak gevoeld! Wauw, ik was overgelukkig. Op dat moment komen Stef en Pim boven. Stef heeft een onderkant van een antieke wijnfles in zijn hand. Dit is het bewijs, dit moet het Vliegend Hart zijn. Ik kan me niet meer houden. Snel gooi ik mijn rebreather op mijn rug, handschoenen aan, vinnen aan en duikbril op, lamp aan en samen met ‘De’ Rosse Frits spring ik over boord. Het was misschien maar voor 5 minuten maar ik moest het wrak zelf voelen. We zakken naar beneden langs de daallijn. Niks zicht maar dat maakt het nog spannender. Elke duik opnieuw heb ik dat fantastisch gevoel, wat ga ik daar beneden aantreffen? De adrenaline giert door mijn lijf. De Frits was ik beneden al kwijt. Mijn reel snel aan het anker klikken want mijn anker mag ik niet verliezen. Ik denk aan de grote zeeschepen die we tijdens het heen varen waren tegen gekomen. Ik wil niet in ‘den blauwe’ naar boven komen met die zeemonsters boven mijn hoofd. Ik kijk op mijn computer, 19 meter, dat valt mee, hier kun je lang duiken. De koude voel ik niet.
Ik tast in het duister. Ik voel de houten balken, zalig! Opeens voel ik iets rond, dit moet iets zijn. Ik wring en voel of het beweegt. Het beweegt niks en ineens krak er breekt iets af. Ik steek het stuk in mijn zak van mijn droogpak. Ik probeer  even te kijken op de handsets van mijn rebreather. Zelfs met mijn lamp er op en het backlight aan zie ik praktisch niets maar alles lijkt OK. Ik voel even of het al begint te stromen. Dat valt mee, nog geen stroming. Ik tast verder. Weer iets ronds, weer wrikkelen, weer krak! Ik steek het artefact in mijn zak. Biep, biep, biep. Een signaal van het elektronisch gedeelte van mijn rebreather, de buzzer. Ik check de master handset, zeg maar de hoofdcomputer. In die paar centimeter zichtbaarheid lees ik: ‘ cel warning’. Shit, een zuurstofcel werkt niet goed meer. Hoe graag ik ook beneden wil blijven, het mag niet. Nog even probeer ik een diluentflush ( verse lucht langs de zuurstofcellen laten passeren en terwijl de lucht uit de kunstmatige longen laten ontsnappen) en kijk ik naar de waarden van mijn ppO², de cel reageert niet. Als de bliksem hier weg! Op dat moment weet ik niet meer welk mengsel ik inadem. Onderweg flush ik mijn longen nog verschillende keren met verse lucht uit mijn diluentfles, zo kan er niets gebeuren. Ik maak een veiligheidstrap en kom euforisch boven. ‘ Ik heb iets gevonden, mannen’.
Terug aan boord gehesen haal ik de vondst uit mijn zak. ‘ Houten handvatjes, mooi gegraveerd, met geometrische figuren er op.’ Als we met zo een zichtbaarheid al iets vinden, wat moet dat dan deze  zomer  zijn?  In het rapport van de excavatie, de opgraving, spreken ze van 6 meter zicht in de zomermaanden.
We varen terug. De Rosse Frits was al naar de kant gezwommen, die vond het te koud op de boot. Iedereen enthousiast, een pintje, een wijntje, wat calamareskes en kippenvleugeltjes, een boel straffe verhalen in ’t Cafe zonder naam.
Een dag uit de duizend, mannen!
Onderweg dwalen mijn gedachten terug naar de mensen op ‘Het Vliegend Hart’. Wat een drama moet zich daar afgespeeld hebben. Sommige jongens waren maar 14 jaar. Vertrekken  voor 2 à 3 jaar. ‘ Dag ma, dag pa. Ik ga jullie missen maar ik kom rijk terug, dan kan ik mooie cadeautjes kopen voor mijn broertjes en mijn zusjes en veel snoep. Jullie doen alles voor ons , 13 mondjes voeden. Pa werkt zich kapot. Nu kan ik eens iets terug doen.’
Zo was het leven in die tijd. Er was veel kindersterfte, er was de pest. Het doel van zulke reizen was specerijen gaan halen naar de Oost, zo kon het vlees langer gegeten worden en was de slechte smaak verdoezeld.
Uit eindelijk is ook de VOC  vergaan. Na 1782 had de VOC een gigantische schuldenlast. Dat was heel wat anders dan de 399 %  winst  uit de tweede schipvaart. Wat een tijden!
 
Praktische en technische gegevens
Bouwjaar van Het Vliegend Hart :  mei 1729 tot mei 1730, werf Middelburg.
Lengte van het schip: 145 voet.
Tonnage: 280 ton laadvermogen, middenklasser.
Bemanning: +/- 250 man, 2/3 zeevarenden, 1/3 militairen.
Lading: voor 31800 florijnen aan gouden dukaten en voor 35012 zilveren mexicanen. Degens en musketten. Pijpen en wijn. Leidse lakens. Lood.
Proviand: 10 ton gepekelde vis, vlees en spek. 33 varkens, 12 schapen. Water, wijn, bier, jenever.Kaas, rijst, erwten,gort, olie.
Verse groenten kwamen uit een paar tuintjes op het schip.
Er waren toen al duikers in gehuurd om naar de wrakken te zoeken. Abraham Anias had een zeekaart gemaakt van de plekken waar de 2 schepen waren vergaan.
In 1977 werd dit detail ontdekt op de zeekaart door historisch cartograaf, dr. G. Schilder. Onderzoek volgde met praktijkmetingen door een oude loods. Zo kon een klein gebied afgebakend worden om te gaan zoeken.
Het wrak werd ontdekt in 1981 door Engelse duikers. Er is al jaren op gewerkt in het kader van een archeologisch onderzoek.
 
Bronnen:
VOC ANNIVERSARY SHIPWRECK PROJECT 2000, rapport.
Als je de wrakken niet gaat zoeken, kun je ze niet vinden!
Blijven zoeken mannen! De Anna Catharina ligt er niet ver vandaan.